- De Hoge Raad heeft donderdag opnieuw uitspraak gedaan in een aantal zaken rond de belastingheffing op vermogen in box 3.
- De centrale vraag was of de fictieve rendementen op beleggen waarmee de fiscus werkt, rechtmatig zijn.
- Volgens de Hoge Raad is dit niet het geval, maar moeten belastingplichtigen zelf aantonen dat ze minder rendement hebben behaald in een bepaald belastingjaar vergeleken met het fictieve rendement.
- Lees ook: Belastingdienst positiever over IT-systemen: zelfs nieuwe vermogenstaks in box 3 zou haalbaar zijn in 2027
De manier waarop de fiscus belasting heft over spaargeld en beleggingen in box 3 is al jaren een juridisch wespennest. Donderdag deed de Hoge Raad opnieuw uitspraak over deze kwestie. Centraal hierbij stond de vraag over het zogenoemde ‘fictieve rendement’ waar de Belastingdienst mee werkt, om de opbrengsten uit beleggen te bepalen.
Voor de belastingjaren van 2023 tot en met 2026 geldt voor de vermogensbelasting op sparen en beleggen een overgangsregeling, op weg naar een stelsel waarbij vermogen grotendeels op basis van daadwerkelijk behaalde rendementen wordt belast. Maar die overgangsregeling is juridisch discutabel, zo bleek afgelopen najaar uit een advies van de advocaat-generaal van de Hoge Raad.
Volgens het advies van de advocaat-generaal zou met name het fictieve rendement op beleggingen problematisch zijn. Belastingheffing naar een gemiddeld beleggingsrendement leidt volgens de advocaat-generaal altijd tot “discriminatie van de ondergemiddelden en privilegiëring van de bovengemiddelden”.
De advocaat-generaal stelde dat de overgangsregeling voor box 3 wat betreft spaargeld waarschijnlijk realistischer is, maar daardoor “vergroot die wet waarschijnlijk juist de willekeur bij de bezitters van ander vermogen”.
In de uitspraak van donderdag gaat de Hoge Raad mee in het advies van de advocaat-generaal. Het hanteren van een fictief rendement is zowel onrechtmatig voor de zogenoemde Herstelwet, die betrekking heeft op de belastingjaren van 2017 tot en met 2022, als voor de Overbruggingswet die vanaf 2023 van kracht is.
"De Hoge Raad is daarom van oordeel dat ook het stelsel van de Herstelwet in strijd is met het discriminatieverbod in combinatie met de bescherming van het eigendomsrecht in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Het maakt daarvoor niet uit hoe groot het verschil is tussen het forfaitair bepaalde rendement en het werkelijke rendement.
"Het voorgaande geldt ook voor de op 1 januari 2023 in werking getreden Overbruggingswet box 3. Deze wet sluit zoveel mogelijk aan bij de Herstelwet, komt daarvoor in de plaats en is bedoeld als overbrugging voor de periode totdat in box 3 een nieuw stelsel is ingevoerd dat is gebaseerd op het werkelijke rendement."
Waar dit op neerkomt is dat de fiscus beleggers die in een bepaald belastingjaar een lager rendement hebben behaald dan het fictieve rendement van dat jaar, moet compenseren. Echter, hiervoor moeten belastingplichtigen wel zelf aan de bel trekken, zo stelt de Hoge Raad.
"De Hoge Raad bepaalt nu dat dit rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement", staat er in de uitspraak.
Nieuw kabinet krijgt te maken met miljardentegenvaller bij vermogensbelasting
De vraag is nu hoe de Belastingdienst hiermee omgaat en welke lijn het huidige demissionaire kabinet én wat het nieuwe kabinet dat gesteund wordt door de PVV, NSC, BBB en VVD met de uitspraak gaat doen.
Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij liet donderdag weten dat de gevolgen voor de staat groot zijn. Hij gaat uitzoeken hoe dit precies zit, maar duidelijk lijkt al dat het nieuwe kabinet te maken krijgt met een miljardentegenvaller.
"Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft grote budgettaire gevolgen en consequenties voor de uitvoering door de Belastingdienst. Wij gaan de uitspraken en de gevolgen van de uitspraken nu bestuderen en in kaart brengen. Ik verwacht dat hiervoor zo’n acht weken de tijd nodig is", schrijft Van Rij in een reactie.
"Mogelijk is dan nog niet alles uitgezocht, wel wordt dan aangegeven welke mogelijkheden zijn verkend en waar nog eventuele vraagstukken zitten. Daarna volgt politieke besluitvorming en dat is aan het volgende kabinet."
Van Rij benadrukt dat belastingplichtigen in de tussentijd niets hoeven te doen: "Zodra er meer duidelijk is, worden zij geïnformeerd. Belastingplichtigen voor wie de uitspraak gevolgen heeft, krijgen eerst van de Belastingdienst een brief."
De Bond voor Belastingbetalers is blij dat de Hoge Raad een streep haalt door de herstelwet voor beleggers die te veel belasting hebben betaald. "Dit is een fantastisch resultaat voor de Nederlandse belastingbetaler", zegt voorzitter Jurgen de Vries tegen persbureau ANP.
Overbruggingsregeling bij vermogensbelasting op sparen en beleggen
Bij de vermogensbelasting voor sparen en beleggen is momenteel sprake van een overbruggingsregeling voor de jaren 2023 tot en met 2026, totdat er in 2027 definitief een nieuwe heffing op vermogen moet komen. Het idee is om spaargeld en beleggingen vanaf 2027 zo veel mogelijk op basis van daadwerkelijk behaalde rendementen te belasten.
De overbruggingsregeling werkt anders. Die kijkt naar de daadwerkelijke hoeveelheid spaargeld en beleggingen die belastingplichtigen hebben. Maar er wordt vervolgens nog steeds gewerkt met zogenoemde ‘fictieve rendementen’ die aan het vermogen worden toegekend.
Vervolgens wordt over de berekende opbrengst uit sparen en beleggen belasting geheven. Dat gebeurt over het belastingjaar 2023 tegen een tarief van 32 procent en voor 2024 is het belastingtarief verhoogd naar 36 procent.
Box 3: hoog fictief rendement op beleggen
Er zijn officieel twee categorieën in box 3: sparen en ‘overige bezittingen’. Voor beide geldt een apart fictief rendement.
Voor het fictieve rendement op sparen is een redelijke oplossing gevonden door dit vrij nauw te laten aansluiten bij recente daadwerkelijke spaarrentes.
Het probleem zit hem vooral nog bij het fictieve rendement op de overige beleggingen: dit is een mengelmoes van bijvoorbeeld beleggingen op de beurs zoals aandelen en obligaties, cryptobeleggingen, maar ook vastgoed dat in box 3 valt. Denk bij dit laatste aan een vakantiehuisje of een verhuurde woning.
De fiscus werkt hier met een fictief rendement waarbij een vrij willekeurige mix tussen aandelen, obligaties en vastgoed wordt verondersteld. Bij de fictieve verdeling van de overige beleggingen gaat de fiscus ervan uit dat 53 procent in vastgoed is belegd, 33 procent in aandelen en 14 procent in obligaties. Dit leidt tot een fictief rendement dat gebaseerd is op langjarige reeksen van deze beleggingscategorieën.
Voor het belastingjaar 2023 is daar een gemiddeld fictief rendement van 6,17 procent uitgerold en voor 2024 wordt dat 6,04 procent.
Belastingplichtigen die bezwaar willen aantekenen tegen het fictieve rendement op beleggingen, moeten dus per jaar bekijken wat het fictieve rendement is, en vervolgens of hun daadwerkelijke rendement lager was dan het fictieve rendement.
Dit zal met terugwerkende kracht vooral voor het belastingjaar 2022 interessant worden: toen zakten aandelenbeurzen fors, met een negatief rendement van bijna 14 procent voor de AEX-index, terwijl het fictieve rendement voor de fiscus op een plus 5,53 procent stond.
Voor het belastingjaar 2023 valt er waarschijnlijk veel minder te klagen voor beleggers, aangezien aandelenbeurzen afgelopen jaar een topjaar kenden.
Hieronder geven we een overzicht van de fictieve rendementen voor de belastingjaren vanaf 2017 tot en met 2024:
Fictief rendement box 3 bij de belastingaangifte:
- 2017: 5,39%
- 2018: 5,38%
- 2019: 5,59%
- 2020: 5,28%
- 2021: 5,69%
- 2022: 5,53%
- 2023: 6,17%
- 2024: 6,04%